• vo-ho

Februari. Vo-koepel CVO: aansluiting vo-ho opgenomen in beleidsplan 2024-2028 en P&C-cyclus

28 februari 2024

De versterking van de samenwerking vo-ho heeft een prominente plaats gekregen in het beleidsplan van de aangesloten scholen van vereniging CVO Rotterdam en omstreken. Bestuurder Ton Bestebreur en bestuursadviseur Bert Ouwens vertellen hoe ze de relatie met het hoger onderwijs verdiepen aan de hand van data.

Jullie hebben de aansluiting met het hoger onderwijs expliciet opgenomen in jullie beleids- en bedrijfsvoeringsplan, de P&C-cyclus. Wat is daarvoor de aanleiding?

Bert Ouwens: "Als leerlingen vanuit het primair onderwijs bij ons komen, weten we heel goed welke rol vaardigheden en kennis spelen bij de resultaten op onze scholen. Dan moeten wij er ook eer in stellen dat onze leerlingen goed voorbereid zijn op het vervolgonderwijs. Ons motto is immers ‘Onderwijs voor het Leven’."

Ton Bestebreur: "Ons werk doet ertoe, want de rijkdom die wij meegeven vormt een belangrijke succesfactor in het vervolgonderwijs. We stellen er eer in dat ze betekenisvolle keuzes maken en verder gaan in het vervolgonderwijs. Niet omdat het een eis is van OCW, maar omdat het onze eigen intrinsieke motivatie is richting onze leerlingen en ouders."

Wat komen jullie tegen bij de overgang van voortgezet naar hoger onderwijs?
Ton: "Al tien jaar zeggen we in Nederland dat het studiesucces in het hoger onderwijs veel te laag is. Wij raken net zo goed teleurgesteld als wij een talentvolle leerling na een half jaar ongelukkig zien worden in het hoger onderwijs.

Met veel leerlingen uit de stad, zoals bij Portus Meridiem, zijn onze scholen bovendien een emancipatiemotor. Wij weten dat deze leerlingen echt het verschil kunnen maken als ze slagen. Het is ongelooflijk verdrietig als zij voortijdig afhaken, met een studieschuld en een slechte start van hun beroepsloopbaan. Dat is voor ons een grote motivatie om het beter te doen als ketenpartner van de instellingen voor de hoger onderwijsinstellingen in Rotterdam.” 

Hoe is de samenwerking met het hoger onderwijs?
Bert: "Die samenwerking is er wel, maar scholen zouden elkaar nog makkelijker moeten kunnen vinden. Het Groene Hart in Barendrecht voert momenteel de praktijkgerichte havo in. Samen met de Hogeschool Inholland en Hogeschool Rotterdam bereiden ze leerlingen van havo 4 en 5 voor. Ze ontwerpen samen wat leerlingen nodig hebben. 

Zo zijn er meer mooie voorbeelden. Melanchthon Schiebroek biedt bovenbouw-leerlingen workshops aan in drie gedeelten, in samenwerking met verschillende universiteiten en hogescholen. Hogeschool InHolland komt met een speciale bus het schoolplein van Penta Jacob van Liesveldt in Hellevoetsluis oprijden om leerlingen te interesseren voor de opleiding tot docent in het basis- en voortgezet onderwijs. Via een escaperoom-achtige setting volgen leerlingen een introductie op deze opleiding.”

Wat gebeurt er nog meer?
Ton: "Wij bereiden de dokters van morgen voor met extra lessen op het Zuider Gymnasium ten behoeve van de decentrale selectie geneeskunde. Studenten geneeskunde komen daarvoor terug om zesdeklassers te helpen. Tegelijkertijd moeten we ook sommige kinderen moed inpraten om überhaupt te gaan studeren. 

Vaak is het maatwerk. Op economie-opleiding vallen studenten uit omdat ze bij ons niet de goede vakken kiezen. Dat is voor ons een reden om te zeggen: kies wiskunde B, want dan is je succeskans groter.

Ik vind dat hogescholen in hun voorlichtingsactiviteiten nog scherper mogen adviseren over de succeskans met een bepaald profiel. Dat kan je studenten kosten, maar het vergroot wel het rendement van de studie."

In de planning- en control-cyclus zijn de overgangen in het onderwijs een van de vaste aandachtspunten. Wat betekent dat?
Bert: "Samen met het hoger onderwijs in Rotterdam verzamelen we data, die we gebruiken om leerlingen beter te coachen. Waar zien we dat leerlingen switchen of uitvallen? Met deze data kunnen we gefundeerd het gesprek voeren over de betekenis van die data en wat we hiermee kunnen doen in ons eigen onderwijs.”

Wat vertellen deze data tot nu toe over studiesucces?
Ton: "De sociaaleconomische context van studenten is een belangrijke factor. Als een leerling uit de middenklasse in een buitenwijk komt, dan lijken de data aan te geven dat je betere kansen hebt op studiesucces. 

Jongeren uit sociaal zwakkere milieus durven vaak geen schulden te maken en hebben daardoor vaak een bijbaan van soms wel 20 uur. Dan is de kans op studiesucces een stuk lager.” 

Wat betekent dat voor jullie rol?
Ton: "Dit zijn harde factoren, maar onze mogelijkheden zijn begrensd. Wij leveren onze leerlingen af met een diploma, maar kunnen niet beïnvloeden hoe ze als studenten hun kostje bij elkaar scharrelen als ze op kamers willen. Want als je naast je studie nog een baan van 20 uur hebt, is het heel lastig om de fictieve studienorm van 40 uur te halen.”

Wat speelt er nog meer?
Ton: "De inspectie beoordeelt ons steeds scherper op hun normen voor het onderwijs. Tegelijkertijd willen wij onze leerlingen meer meegeven om ze voor te bereiden op de studieloopbaan. 

Dat levert een dilemma op. Want als we substantieel meer tijd besteden aan deze voorbereiding, kan dat punten kosten voor je eindexamen, maar je komt wel beter door de hogeschool. We proberen het daarom allebei te doen, dus aandacht voor gezond studierendement én een goede voorbereiding op het vervolgonderwijs."

Wat is jullie wens voor de toekomst?
Ton: "Onze heel verschillende 37 scholen zoeken allemaal hun eigen weg. Dat is een proces van vallen en opstaan. Een doodlopend paadje moet je durven af te sluiten. Het is onderzoeken, volhouden en doorzetten.

Ook leerlingen en ouders moeten het onderzoek zelf aangaan. Wij kunnen die stappen faciliteren, maar we gaan het niet van ze overnemen. Kinderen kiezen in vrijheid, ook als een studie niet naadloos aansluit op hun profiel. 

Als we zien dat te veel kinderen niet goed voorbereid te snel uitvallen, dan trekken we ons dat wel aan. Het is bij ons nu drie keer per jaar onderwerp van gesprek. Met data, met succesvolle experimenten en met het terughalen van oud-leerlingen die bij ons hun ervaringen delen. Door aansluiting een vast onderdeel van het gesprek te maken, krijgt dit thema erkenning.”