• vo-ho

Januari. Onderwijsmanager Willem de Kooning Academie aan het woord: ‘Ons beeld over toekomstige student is enorm bijgesteld’

23 januari 2024

Van kunstinstituut tot onderwijsinstelling: de Willem de Kooning Academie maakte een indrukwekkende verandering door. Het samenwerkingsverband vo-ho speelde een cruciale rol om relevant te blijven in deze regio.

Het onderwijs van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam is ingrijpend veranderd. Waarom was dit noodzakelijk?
Onderwijsmanager René Verouden van de Willem de Kooning Academie licht toe: “Wij hebben altijd voldoende aanmeldingen. Maar die luxepositie heeft ons ook een poos op een dwaalspoor gebracht. Want waarom zouden wij ons best doen voor een goede aansluiting? 

Maar dan neem je niet je verantwoordelijkheid voor een stad als Rotterdam. Want wij hebben wel degelijk ook een probleem met de aansluiting.”

Waar zat de mismatch?
René: “Van oudsher is een kunstacademie een instituut met een visie op goede kunst. Dat moest altijd een beetje netjes zijn en ‘niet van de straat’. Nu komen sterke impulsen in de creatieve wereld juist wel van de straat, zoals in de mode en street art. 

In Rotterdam Zuid zijn enorm veel jongeren die in een informele setting aan kunstbeoefening doen. Toch is de afgelopen jaren maar één student uit Zuid bij ons komen studeren. Daar zijn we van geschrokken.

Onze opleidingen leiden tot interessante en soms zeer lucratieve beroepen. Als je bijvoorbeeld animatie gaat studeren, weet je zeker dat je straks in de game-industrie terecht kunt. Maar scholieren in het voortgezet onderwijs bleken geen idee te hebben wat wij doen, wat je bij ons kunt leren en welke beroepen daarbij horen.”

Wat was voor jullie de aanleiding voor aansluiting bij het platform?
René: “We wilden meer begrijpen van het voortgezet onderwijs, zodat we beter weten wat onze studenten hebben geleerd en waar ze tijd voor hebben gehad. Ons beeld over onze toekomstige student is daardoor enorm bijgesteld. We passen ons nu aan op het niveau waarop ze binnenkomen.”

Wat spreekt jullie aan in het samenwerkingsverband?
René: “Dat is de houding van ‘uitproberen wat in de praktijk werkt’. Het is een club die niet alleen maar praat, maar ook veel praktisch uitvoert in de vorm van handreikingen, instructies en andere producten. Op de eerste bijeenkomst hoorde ik iemand zeggen dat we allemaal in dezelfde boot zitten. Zo is het. We gaan elkaar niet de schuld geven, maar gaan allemaal hozen. 

We kunnen wel degelijk iets doen met de problemen die bij de grote stad horen als we onze eigen houding veranderen. De bijeenkomsten met andere scholen hebben ons enorm geholpen bij die bewustwording. We kunnen niet langer zeggen: ach ja, de studenten doen het niet zo best, jammer dan.”

Hoe hebben jullie de onderwijspraktijk aangepast?
René: “We moesten eerst weer met onze voeten op de grond gaan staan en kijken naar wat jonge mensen nodig hebben. Jongeren willen niet meer vier jaar studeren in een muf schoolgebouw, maar dingen doen en maken. Daarom hebben we nagedacht over de combinatie van school en praktijk en over flexibele trajecten. 

De eerste dag moeten studenten al voelen dat ze hier op de goede plek zitten. Daarvoor was veel meer nodig dan wij dachten; even welkom heten is niet genoeg. 

In de eerste periode leren studenten vooral om te ontdekken wat studeren eigenlijk betekent. We laten ze tekenen en ontwerpen. Daarbij is het eindresultaat van de tekening niet belangrijk, wel de ontdekking dat je iets aan het leren bent.”

Wat is er nog meer veranderd?
René: “We hebben in het kunstonderwijs van veel zaken afscheid genomen. Het platform heeft ons daarbij in beweging gebracht. Het dagelijkse gesprek op de academie gaat nu bijna uitsluitend over onderwijs, terwijl docenten onder elkaar eerst voornamelijk over exposities of hun eigen kunst praatten. 

Dat lijkt een detail, maar het is een fundamenteel andere benadering. Bij sollicitaties zoeken we geen wereldberoemde ontwerpers meer die hier les willen komen geven, maar docenten.”

Wat betekent dat voor de doorstroming van studenten?
René: “Het rendement van het eerste jaar is heel hoog en wordt steeds beter. Docenten zeiden bij de eerste bijeenkomst wel eens: ‘kijk maar eens goed om je heen, over een jaar is de helft van de groep verdwenen’. Aan die praktijk hebben we hier echt een einde gemaakt. 

We gaan ervan uit dat iemand hier gewoon vier jaar gaat studeren en zijn studie afrondt. Na een uitgebreide toelatingsprocedure hebben we namelijk ook de verantwoordelijkheid dat zij goed opgeleid worden.

Daarom spreken we bij de allereerste bijeenkomst met 500 nieuwe studenten de verwachting uit dat ze over vier jaar allemaal een diploma hebben. Dat is de afspraak die we met elkaar maken en waarbij we allemaal een rol spelen.”

Wat geef je aan andere onderwijsinstellingen mee over jullie leerervaringen?
René: “Als bij de kerstvakantie alweer de helft van je studenten verdwenen is, moet je ook naar jezelf kijken. Doe je er nou echt alles aan om studenten het goed naar hun zin te maken en ze goed te laten landen? 

Ik kan dat zeggen, want wij dachten ook dat studenten zich maar moesten redden. Als studenten een hele beperkte concentratiespanne hebben, dan kun je daar je onderwijs op aanpassen. Onze hoorcolleges van anderhalf uur hebben we omgebouwd tot 10-12 minuten informatie en daarna 20 minuten met actieve werkvormen voor verwerking en onderzoek.”

Je hebt inmiddels afscheid genomen bij de Willem de Kooning Academie en gaat weer aan de slag in je oorspronkelijke vak als beeldhouwer. Wat blijft je bij over de onderwijswereld?
René: “Het onderwijs is een fantastische werkomgeving, omdat je daar zulke gemotiveerde en hardwerkende mensen tegenkomt. De artistieke wereld zit iets venijniger in elkaar, want daar zijn we vaak elkaars concurrenten. 

Bij het platform gaat het altijd over samenwerken en kijken hoe het beter kan, allemaal om de leerling of student er beter van te laten worden. We zoeken het allemaal in dezelfde richting en dat heeft ons geweldig geïnspireerd.”