- Wiskunde
- vo-ho
November. Marion Schiffers van Codarts aan het woord
8 november 2024
Bouwen aan een betere aansluiting in het onderwijs
Marion Schiffers gaat met pensioen en neemt daarom afscheid van het programmateam van het samenwerkingsverband vo-ho. Namens Codarts Hogeschool voor de Kunsten hield zij zich sinds 2016 bezig met een betere aansluiting in de regio Rotterdam. Haar belangrijkste aandachtsgebied was het wiskunde-onderwijs, een vak dat ook voor haar persoonlijk een uitdaging vormde.
Hoe raakte je betrokken bij het samenwerkingsverband?
“In 2016 besloot onze collegevoorzitter om Codarts aan te sluiten bij het samenwerkingsverband. Een opmerkelijke beslissing, omdat de meeste van onze studenten internationaal zijn en vaak Engelstalig onderwijs volgen. De aansluiting van voortgezet naar hoger onderwijs in de regio Rotterdam lijkt daardoor verder van ons af te staan.
Maar onze bestuursvoorzitter vond het belangrijk om als hogescholen samen op te trekken in de stad en vroeg mij om toe te treden tot het programmateam. Ik beschouwde het als een collegiale samenwerking in de stad en ben nu degene die het langst betrokken is geweest.”
Wat waren destijds de grootste vraagstukken binnen het samenwerkingsverband?
“We wilden eerst begrijpen waar studenten tegenaan liepen bij hun overstap naar het hoger onderwijs. De meeste vakinhoudelijke knelpunten ontstonden bij drie vakken, namelijk economie, Nederlands en wiskunde. De opleidingen wisten weinig over de eindexamenprogramma’s binnen het voortgezet onderwijs.
Met andere docenten uit het voortgezet en hoger onderwijs in Rotterdam keken we naar oplossingen om de aansluiting te verbeteren bij deze vakken. Met een gezamenlijke aanpak stemden we de verwachtingen af tussen beide onderwijsniveaus.”
In het programmateam werd jij coördinator van de werkgroep Wiskunde. Hoe kwam dat?
“Dat was een vreemde figuur, want dat vak speelt op Codarts geen rol. Ook voor mezelf was het een uitdaging, omdat wiskunde in het voortgezet onderwijs mijn zwakste vak was. Misschien was ik daardoor wel de juiste persoon om mee te denken over haalbare oplossingen. Ik richtte me vooral op het proces, het bewaren van overzicht en het stellen van de juiste vragen.
In het voortgezet onderwijs is wiskunde steeds taliger geworden, terwijl in het hoger onderwijs de nadruk ligt op de praktische toepasbaarheid. Bovendien wordt in het voortgezet onderwijs vaak gewerkt met grafische rekenmachines, die vervolgens in het hoger onderwijs niet meer mogen worden gebruikt. Deze veranderingen zorgden voor overgangsproblemen. Studenten die niet gewend waren om zelfstandig wiskunde opdrachten te doen raakten erg in de war.”
Welke aanpak hebben jullie uiteindelijk gekozen?
“We keken bij alle technische opleidingen wat een student écht nodig heeft aan wiskundekennis. Met enkele gemotiveerde collega’s ontwikkelden we een publicatie voor wiskunde, die jaarlijks geactualiseerd wordt. We hebben leerlingen in het vo betrokken bij de eerste opzet en studenten in het ho geïnterviewd over hun ervaringen met het vak wiskunde in het eerste studiejaar. Dit gaf docenten in het voorgezet onderwijs concrete tools en inzichten om hun leerlingen beter voor te bereiden. Ook kregen studenten en docenten meer houvast en inzichten in de studiekeuze voor een technische opleiding. De publicatie voorzag daarmee in een grote behoefte.”
Wat zie jij als de belangrijkste resultaten van de samenwerking tussen vo en ho?
“Het grootste resultaat is de verbeterde uitwisseling tussen docenten uit het vo en het ho. Ook de aansluiting van Erasmus Universiteit Rotterdam is strategisch en inhoudelijk van meerwaarde geweest in het samenwerkingsverband.
We hebben meer kennis en begrip gecreëerd voor elkaars verwachtingen en de veranderende eisen. Of deze verbindingen blijvend zijn, moet nog blijken, maar er is zeker een basis gelegd. Nu hebben we een goed raamwerk, diverse praktische producten en een digitaal platform dat bijdraagt aan de samenwerking.
Scholen en opleidingen hebben de mogelijkheid gekregen om experimenten aan te vragen. Hiermee is het initiatief meer bij het onderwijs zelf komen te liggen om met aansluitingsvraagstukken aan de slag te gaan waar ze zelf tegenaan lopen of waar behoefte aan is.”
Welke uitdagingen zie je op dit moment bij de aansluiting?
“Tot nu toe heeft in het samenwerkingsverband de nadruk sterk gelegen op de vakinhoud en vaardigheden en minder op de persoonlijke aspecten en achtergronden van leerlingen en studenten die relevant zijn in de aansluiting en voor het studiesucces. Op het gebied van diversiteit en inclusie ligt nog een uitdaging voor het samenwerkingsverband.
Ook de betrokkenheid en commitment vanuit verschillende opleidingen en docenten moet blijven bestaan. Vaak rust dit soort projecten op een paar schouders. Docenten krijgen lang niet altijd de faciliteiten om er echt tijd in te steken. In het wiskundeproject bleken vooral enkele heel betrokken docenten de drijvende kracht. Zonder deze docenten waren we waarschijnlijk niet zo ver gekomen.”
Hoe zie je de toekomst van het samenwerkingsverband?
“De aansluiting vo-ho blijft een actueel vraagstuk in een diverse regio als Rotterdam. Codarts zal waarschijnlijk minder intensief meedoen dan tot nu toe, maar ik verwacht dat de opleiding betrokken blijft bij thema’s als inclusie, diversiteit, kunstgerelateerde thema’s en studieloopbaanbegeleiding. Regionale samenwerking binnen het hoger onderwijs blijft cruciaal om te laten zien waar de meerwaarde zit.”
Wat hoop je dat studenten en docenten uit jullie inspanningen halen?
“Ik hoop dat docenten in het vo hun onderwijs beter kunnen afstemmen op de eisen van het hoger onderwijs. Door kennis en ervaringen te delen, kunnen ze leerlingen beter voorbereiden. Er zijn werkconferenties en ontmoetingsmomenten waarin docenten hun inzichten kunnen uitwisselen.
Dit proces is niet perfect en blijft een kwestie van afstemming en verbeteringen, maar het biedt docenten en leerlingen wel extra handvatten. Het zou mooi zijn als docenten elkaar blijven vinden en vragen blijven stellen hoe ze de aansluiting in het onderwijs kunnen blijven verbeteren.”
Wat drijft jou persoonlijk in dit werkveld?
“Ik ben altijd bezig geweest met talentontwikkeling en het begeleiden van jonge mensen om hun ambities te ontdekken. Die rode draad loopt al mijn hele carrière. Mijn vader was super creatief, maar heeft daarmee nooit iets kunnen doen of betekenen. Daar is voor mij waarschijnlijk een zaadje geplant.
De initiatieven die ik na mijn pensionering blijf ondersteunen, draaien ook om dit thema. Ik ben onder meer betrokken bij enkel fondsen die jonge talenten in kunst en cultuur ondersteunen. Dat werk sluit perfect aan bij mijn eerdere werkervaringen in de cultuursector. Jonge mensen laten ontdekken waar hun krachten liggen en hoe ze op de goede plek terecht komen, dat geeft mij enorm veel voldoening.”