• Taal
  • Nederlands

Februari. Docenten vo en ho aan het woord over Taalontwikkelend lesgeven

8 februari 2023

Kitty van Veen

LOB

Februari. Docenten vo en ho aan het woord over Taalontwikkelend lesgeven: 'Maak het taalbeleid van iedereen'

Maak Taalontwikkelend Lesgeven (TOL) praktisch uitvoerbaar en laagdrempelig. Het Einstein Lyceum ging met deze tips aan de slag. Workshopleiders Kim van Haperen en Marina Admiraal en docent Manon Oosterhof vertellen over de opbrengsten.

Jullie zijn allebei taalonderwijsadviseur Taal en Toelating van Hogeschool Rotterdam. Op het Einstein Lyceum in Hoogvliet Rotterdam deelden jullie onlangs praktische tools en werkvormen om aan de slag te gaan met taalontwikkelend lesgeven. Wat zien jullie hierbij als de grootste uitdaging?

Kim van Haperen: “De grootste uitdaging is dat taalontwikkelend lesgeven blijft leven onder de docenten en dat het een vanzelfsprekend onderdeel wordt van hun didactiek. Afbakening en stapsgewijs werken is belangrijk. Met name voor de taalcoördinator die het taalbeleid probeert te vertalen naar de praktijk en het docententeam daar ook in mee moet nemen.”

Marina Admiraal: “We helpen docententeams om scherp te krijgen wat hun doelen zijn en die waar nodig af te bakenen. Welke doelstellingen wil je op de lange termijn bereiken en welke stappen wil je tussentijds zetten?”

Wat is zo’n eerste stap?
Marina: “Je begint dus altijd met een uitgebreide probleemanalyse, waarbij je zowel docenten als leerlingen betrekt. Je kunt draagvlak creëren door aan te sluiten op wat zij benoemen. Breng ook focus aan in de ondersteuningsbehoefte: begin je op lesniveau gericht op didactische handvatten en integratie van werkvormen, bij de toetsing of op curriculumniveau?”

Manon Oosterhof (docent Nederlands van het Einstein Lyceum): “Wij zijn begonnen met meningen ophalen van collega’s en scholieren, zodat het taalbeleid van iedereen wordt. Veel docenten zijn onbewust bekwaam. Ze schetsen bijvoorbeeld een plaatje om een nieuw begrip te introduceren. Door naar voren te halen dat ze al veel dingen goed doen, wordt het makkelijker om mensen erbij te betrekken.”

Wat gaat er vaak mis op scholen?
Marina: “De aandacht gaat vaak in eerste instantie uit naar uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld de taalverzorging van opgeleverde (eind)teksten. Maar voordat studenten betere teksten kunnen produceren, moeten ze leren hoe ze informatie op de juiste manier verzamelen, vergelijken en verwerken. Daarna hebben ze begeleiding nodig bij het structureren van die informatie en de keuze voor het type formulering. Met andere woorden: ‘hoe weerspiegel ik mijn ideeën en gedachten in een tekst?’ Voor veel docenten is begeleiding van het schrijf_proces_ (en niet alleen de beoordeling van het eind_resultaat_) een eyeopener. Schrijfvaardigheid raakt veel andere taalvaardigheden, zoals leesvaardigheid: leerlingen en studenten moeten de verzamelde informatie goed begrijpen en dat in eigen woorden kunnen noteren.”

Kim: “Het is daarom vaak handiger om aandacht voor luisteren en lezen te verbinden aan dat voor schrijven en spreken. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van geïntegreerd lees- en schrijfonderwijs waarbij leerlingen eerst meer zicht krijgen in de kenmerken van een bepaald teksttype, voordat ze zelf een tekst van dat type gaan schrijven.”

Wat zijn jullie belangrijkste tips?
Kim: “Kijk als team alvast vooruit naar het volgende studiejaar. Als je aanhaakt bij plannen die je toch al wil uitvoeren, kun je makkelijker TOL een plek geven in een nieuw lesontwerp.”

Marina: “Taalontwikkelend lesgeven dient bovendien een gedeelde verantwoordelijkheid zijn, dus zoek de samenwerking op. Het is niet de bedoeling dat taaldocenten de andere docenten gaan coachen. Bij Nederlands leren scholieren leesstrategieën, maar gebruiken ze die ook bij andere vakken? Het is goed om op de hoogte te zijn van elkaars lessen en daarop aan te sluiten.”

Hebben jullie een voorbeeld?
Kim: “Stel dat er in de taalles een debat komt over het klimaat. In de aardrijkskundeles kan de docent dan aandacht besteden aan de termen om een stelling daarover te kunnen onderbouwen. Aan de hand van een schrijfkader leren ze ook hoe leerlingen kunnen argumenteren. Als leerlingen de vaktermen al eens in hun eigen woorden hebben uitgelegd en naar bijpassende literatuur hebben gezocht, dan versterken de beide lessen elkaar.”

Wat moeten docenten vooral niet doen?
Kim: “Verwacht niet meteen de sleutel tot grote resultaten. Als je te hoge doelen formuleert voor de korte termijn, zeg je al snel dat het mislukt is bij uitblijvende resultaten. Daarom helpen we met afbakenen, zodat je snel de eerste successen ervaart. Vergroot bijvoorbeeld de woordenschat en laat leerlingen teksten in hun eigen woorden samenvatten.”

Marina: “Als je fragmentarisch aandacht besteedt aan taalontwikkelend lesgeven, maar de onderliggende principes (context, interactie, taalsteun) niet consequent laat terugkomen in de dagelijkse onderwijspraktijk, is de kans op succes klein. Dus blijf elkaar inspireren en deel kennis en goede ervaringen, zodat je TOL in de praktijk gericht blijft toepassen. Een overzicht met werkvormen op het prikbord in de docentenkamer is niet genoeg.”

En wat nog meer?
Marina: “Wat ook onvoldoende werkt op de lange termijn, is heel streng taalfouten aanstrepen zonder goede feedback (en feedforward) te geven op het talige leerproces. Als studenten onvoldoende schrijfvaardig lijken te zijn, kijk dan ook naar de onderliggende taal- en denkproblemen. Dat kan ook betekenen dat een dieper probleem speelt. Bijvoorbeeld een gebrekkige leesvaardigheid of het onvermogen om informatie te structureren.”

Wat was het resultaat van de workshops?
Kim: “We hebben docenten keuzemogelijkheden gegeven voor allerlei werkvormen. Ze konden zo allemaal wel iets vinden om in hun eigen lessen te verwerken.”

Manon: “Er waren collega’s die enthousiast raakten door de workshops. We konden er bovendien heel praktisch mee aan de slag. We bieden leerlingen nu een schrijfkader aan, zodat ze betere antwoorden formuleren bij de toetsen. Als de docent om een reden vraagt, moet er in het antwoord niet een heel ander verhaal staan. Met het kader brengen we leerlingen ertoe om eerst de vraag te herhalen en met signaalwoorden te werken.”

Wat is het geheim om docenten enthousiast te maken?
Marina: “Ons geheim is dat we vanuit onze eigen brede leservaring inmiddels goed weten wat ‘werkt’ en dus ook welke onderwijsinterventies onvoldoende resultaat opleveren. We kennen de weerstand, want we hebben die zelf ook ervaren. Dat ‘geheim’ is een weldoordachte aanpak en strategie. Maar het succes is met name de verdienste van zeer kundige en bevlogen docententeams.
We zien dat een juiste mix werkt. Dat betekent van enerzijds een gedegen theoretische onderbouwing van de principes van Taalontwikkelend lesgeven. En anderzijds een weloverwogen, in detail goed uitgewerkte reeks aan praktische werkvormen en goede methodes van formatieve toetsing.”

Wat levert TOL op?
Marina: “Het onderwijs wordt door TOL inclusiever, kwalitatief beter, aantrekkelijker en zinvoller. Bovendien verbindt het de taal- en vakdocent en verankert het de gezamenlijke visie op studiesucces en studentwelzijn (inclusie). En tot slot: leerlingen en studenten zijn dankzij een goede integratie van TOL echt intensiever betrokken bij zowel de vakinhoud als taal.”

Kim: “We kregen een prachtige uitwerking terug van een van de docenten van het Einstein Lyceum, die aan de slag was gegaan met begrippenverwerking. Ze liet leerlingen eerst definities opschrijven en onderbouwen welke definitie ze het beste vonden. Aan de hand daarvan maakten leerlingen een soort woordenboekje voor de volgende schrijfopdracht. Deze docent had daarmee onze werkvormen verder uitgebreid. Ook de leerlingen waren actief aan de slag gegaan. Prachtig, want allerlei docenten kunnen deze werkwijze toepassen.”

De workshops waren op het Einstein Lyceum een eerste stap om met taalontwikkelend lesgeven aan de gang te gaan. Hoe gaan jullie verder?
Manon: “Onze prioriteiten zijn beter formuleren, uitbreiding van de woordenschat en meer tekstbegrip. Als we investeren in betere formuleringen, dan hebben de leerlingen daar straks erg veel aan in het hoger onderwijs. 
Ook doen we mee aan Heel Rotterdam Leest. We stimuleren leerlingen om iedere dag een leesboek mee te nemen naar school. Als ze klaar zijn, kunnen ze gaan lezen. Daarnaast gaan we schrijfwedstrijden of andere activiteiten aanbieden aan kinderen die juist wel sterk zijn in taal. We zien namelijk ook leerlingen die zich vervelen en een extra uitdaging nodig hebben.”

Wat was een verrassende ontdekking bij de workshops?
Manon: “Ook in het bewegingsonderwijs zijn veel mogelijkheden voor taalontwikkelend lesgeven. Lopen, hardlopen en sprinten zijn allemaal verschillende begrippen, die leerlingen meteen met beweging kunnen toepassen. Leren en bewegen zijn een geweldige combinatie.”

Marina: “Het is mooi om dit soort succeservaringen te delen, want zo leer je direct van elkaar. Andere docenten halen hier inspiratie uit. Ze denken: als zelfs een gymdocent goed uit de voeten kan met taalontwikkelend lesgeven, dan kan ik dat ook.”

Wie is wie
Kim van Haperen en Marina Admiraal werken bij Hogeschool Rotterdam bij de werkgroep TOL van Taal en Toelating. Ze geven praktische ondersteuning en trainingen op maat, vooral voor het Hoger Onderwijs. Onlangs gaven ze voor het eerst ook workshops aan het voortgezet onderwijs, namelijk aan vakdocenten en docenten Nederlands van het Einstein Lyceum.

Manon Oosterhof is docent Nederlands en coördinator TOL op deze school.

Tips voor docenten in het vo en ho: